Hoe werkt het
Voor wie is deze website bedoeld
Deze website is bedoeld voor iedereen die zich bezighoudt met CO₂‑emissiefactoren, bijvoorbeeld voor het berekenen van een CO₂‑voetafdruk. Het gebruik van de emissiefactoren op deze website is gratis. We zijn echter graag op de hoogte van wie de CO₂‑emissiefactoren gebruiken. Als gebruiker van de emissiefactoren bent u namelijk een belangrijke stakeholder voor de verdere ontwikkeling en verspreiding van de CO₂‑emissiefactorlijst. Wij willen u daarom vragen om bij gebruik van de emissiefactoren altijd te refereren naar de website. Wilt u op de hoogte blijven van de laatste stand van zaken, updates en wijzigingen? Ga dan naar de contactpagina en meld u aan voor updates met uw emailadres.
Voetafdruk maken
Een CO₂‑voetafdruk geeft inzicht in de CO₂‑emissies van een organisatie. Het laat zien waar de meeste van CO₂‑emissies vandaan komen zodat er gerichte reductiemaatregelen kunnen worden genomen.
In een organisatievoetafdruk wordt de uitstoot van de rapporterende organisatie als geheel berekend. Het is ook mogelijk om de grens ergens anders te zetten, en de CO₂‑voetafdruk van bijvoorbeeld een product (middels een levenscyclusanalyse (LCA)) of evenement te berekenen. Wanneer een organisatie deelneemt in of een joint venture heeft met andere organisaties, kan ook het percentage van de deelneming of joint venture mee worden genomen in de eigen CO₂‑voetafdruk.
Belangrijk bij het berekenen van een CO₂‑voetafdruk zijn de drie scopes waarin het Greenhouse Gas (GHG) Protocol (wereldwijd het meest gebruikte protocol om broeikasgasuitstoot te berekenen) de CO₂‑emissies classificeert:
- Scope 1: directe CO₂‑emissies, veroorzaakt door eigen emissiebronnen van de organisatie. Het betreft de CO₂‑uitstoot door eigen gebouwen-, vervoer- en productie-gerelateerde activiteiten.
- Scope 2: indirecte CO₂‑emissies, veroorzaakt door opwekking van ingekochte en verbruikte elektriciteit, stoom, warmte of koeling.
- Scope 3: indirecte CO₂‑emissies, veroorzaakt door emissiebronnen van andere organisaties in de waardeketen waar zij geen directe invloed op hebben. Scope 3 bestaat uit 15 categorieën, waaronder categorie 1 die de CO₂‑uitstoot van ingekochte goederen en diensten betreft of categorie 7 die dat van woon-werkverkeer betreft. Alle scopes en categorieën worden in onderstaand schema getoond.

GHG-Protocol scopediagram
Emissiefactoren gebruiken
CO₂‑emissies kunnen worden berekend door verbruiksdata te vermenigvuldigen met CO₂‑emissiefactoren. Voorbeelden van verbruiksdata zijn verbruikte liters benzine voor scope 1, verbruikte kWh elektriciteit voor scope 2, en ingekochte kilogrammen verpakking of gemaakte kilometers met de trein voor scope 3. Wanneer de verbruikte liters benzine worden vermenigvuldigd met de CO₂‑emissiefactor voor benzine (kg CO2eq per liter benzine), is het resultaat de uitstoot van de verbruikte benzine. Mocht van de bedrijfswagens de verbruikte liters benzine niet beschikbaar zijn maar de gemaakte kilometers hiermee wel, dan kunnen deze scope 1-emissies ook worden berekent met behulp van de CO₂‑emissiefactor voor Personenvervoer, middelgrote benzine auto (kg CO2e per voertuigkilometer). Het resultaat van de berekening met werkelijke liters is echter wel veel accurater omdat het een reële waarde betreft: het brandstofverbruik zoals in de praktijk gemeten.
De CO₂‑emissiefactoren op deze website zijn opgedeeld in 3 getallen. Het verschil tussen deze getallen wordt hieronder algemeen toegelicht. In de CO₂‑emissiefactorlijst wordt dit per categorie verder toegelicht.
- Well to Tank (WTT): indirecte emissies in de voorketen, bijvoorbeeld door de productie van benzine gebruikt in bedrijfswagens.
- Tank to Wheel (TTW): directe emissies tijdens gebruik, bijvoorbeeld door de verbranding van benzine tijdens gebruik van bedrijfswagens.
- Well to Wheel (WTW) = 1 + 2, bijvoorbeeld emissies van zowel de productie als het gebruik van brandstoffen

De ‘Voorzieningen’ en ‘Recyling’ in bovenstaand schema vallen buiten de scope van de CO₂‑emissiefactoren. De impact van de voorzieningen voor de categorie Elektriciteit zijn bekend en zijn in de toelichting opgenomen.
Emissiefactor grenzen
Voor een eenvoudige footprint (waarbij een organisatie alleen scope 1 en 2 rapporteert en deze gebruikt om besparingsmaatregelen te beoordelen), is het verstandig om WtW emissiefactoren te gebruiken. Deze geven goed de verschillen aan tussen bijvoorbeeld de verschillende (bio)brandstoffen.
Rapporteert u ook scope 3 en werkt u volgens het GHG Protocol, dan is het raadzaam om voor de berekening van scope 1 en 2-emissies de Tank to Wheel (TTW) CO₂‑emissiefactoren te gebruiken. De directe CO₂‑emissies door bijvoorbeeld de verbranding van benzine in bedrijfswagens worden daarmee in de scope 1 van de rapporterende organisatie geplaatst. In een totale scope 1, 2 en 3-voetafdruk worden de indirecte CO₂‑emissies door de productie van de zojuist genoemde benzine niet vergeten. Deze worden dan geplaatst in scope 3, (categorie 3, CO₂‑uitstoot door brandstof en energie gerelateerde activiteiten) van de rapporterende organisatie. Deze CO₂‑uitstoot wordt in scope 3 in plaats van scope 1 geplaatst, om dubbeltelling tussen organisaties in scope 1 te voorkomen.
Scopes berekening
Deze website bevat vooralsnog voornamelijk CO₂‑emissiefactoren voor de berekening van scope 1 en 2-emissies en voor de berekening van emissies van scope 3-categorieën 3 (CO₂‑uitstoot door brandstof en energie gerelateerde activiteiten), 4 (Upstream transport & distributie), 6 (Zakelijk reizen) en 7 (Woon-werkverkeer).
Voor de berekening van andere scope 3-categorieën bestaan veel andere CO₂‑emissiefactordatabases. Voorbeelden van bekende en erkende CO₂‑emissiefactordatabases die onder andere CO₂‑emissiefactoren voor materialen (scope 3, categorie 1) of afval (scope 3, categorie 5) bevatten zijn DEFRA, Ecoinvent en de World Food LCA Database (WFLDB). DEFRA is de database van de Britse overheid en is publiekelijk beschikbaar. Ecoinvent en WFLDB zijn privaat, hiervoor kunt u of zelf een licentie nemen of bijvoorbeeld met een klimaatconsultant samenwerken die al een licentie heeft. Naast CO₂‑emissiefactoren op basis van fysieke verbruiksdata (liters, kWh, kilometers, etc.), bestaan er ook CO₂‑emissiefactoren op basis van geld (bijv. uitgegeven euro’s, ook wel spend-based emissiefactoren genoemd). CO₂‑emissiefactoren op basis van fysieke verbruiksdata zorgen voor een accuratere berekening van de CO₂‑voetafdruk van een organisatie. Spend-based emissiefactoren kunnen echter waardevol zijn voor een snel inzicht in emissiehotspots en/of wanneer er geen fysieke data beschikbaar is. DEFRA publiceert ook publiekelijk beschikbare spend-based emissiefactoren (denk bij gebruik aan valutawissel en inflatiecorrectie).
Voetafdruk tips
Een praktische aanbeveling voor gebruikers is om bij het gebruik van CO₂‑emissiefactoren en het communiceren van een CO₂‑footprint zo transparant mogelijk te zijn. Algemene aanbevelingen voor transparantie:
- Geef duidelijk aan voor welke activiteit de CO₂‑voetafdruk wordt berekend (wat neemt u wel en niet mee) en over welke periode u deze berekend (veelal 1 jaar);
- Geef bij rapportages aan in welke scope de activiteiten vallen: scope 1 (eigen activiteiten), scope 2 (afname energie van derden) of scope 3 (een activiteit door andere partijen in de waardeketen);
- Communiceer bij activiteiten niet alleen de CO₂‑ voetafdruk, maar ook de achterliggende data (bijv. het daadwerkelijke verbruik in kWh en de gebruikte omrekeningsfactor);
- Indien u uw CO₂‑emissie compenseert, laat dan eerst een subtotaal zien en breng daarna pas de compensatie in mindering om uw totale CO₂‑ voetafdruk te berekenen.
- Aanbeveling bij stroom: Benoem bij gebruik van Garanties van Oorsprong (GvO) het land van herkomst en soort GvO expliciet;
- Indien er grijze stroom of niet-geoormerkte stroom gebruikt is en het bedrijf vervolgens GvO’s heeft aangekocht (op de GvO markt), bereken dan zowel de CO₂‑uitstoot op basis van de afgenomen stroom als die na aftrek van aangekochte GvO’s. Benoem ook hierbij de specificaties van de GvO’s (herkomstland en energiebron).